Créer un test
Connectez-vous !
Cliquez ici pour vous connecter
Nouveau compte
Des millions de comptes créés sur nos sites

100 % gratuit !
[Avantages]


- Accueil
- Accès rapides
- Imprimer
- Livre d'or
- Recommander
- Signaler un problème


Recommandés :
- Jeux gratuits
- Nos autres sites



Publicités :
   


Apprendre le néerlandais > Cours & exercices de néerlandais > test de néerlandais n°22714 : Temps primitifs - cours

> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Participes | Passé [Autres thèmes]
> Tests similaires : - Participe passé - Imparfait - Passé composé - Temps primitifs - Temps composés-auxiliaires - Plus-que-parfait - Temps primitifs-classement par groupes - Imparfait
> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...


Temps primitifs - cours


 

LES TEMPS PRIMITIFS

Voici une liste quasi complète des verbes irréguliers.

N'y sont pas repris les verbes composés, sauf si leur forme est différente de celle du verbe de base.

Un conseil : étudiez cette liste petit à petit (5 à 10 verbes par jour) et relisez-la régulièrement.

C'est là le gage de la réussite.

Bon travail.

 

Verbes

Imparfait

Participe passé

Traduction

bakken

bakte(n)

gebakken

cuire

barsten

barstte(n)

is gebarsten

éclater, crever

bederven

bedierf - bedierven

bedorven

gâter

bedriegen

bedroog - bedrogen

bedrogen

tromper

beginnen

begon - begonnen

begonnen

commencer

bergen

borg(en)

geborgen

ranger, abriter

besluiten

besloot - besloten

besloten

décider

bevelen

beval - bevalen

bevolen

ordonner

bezoeken

bezocht(en)

bezocht

visiter

bezwijken

bezweek - bezweken

is bezweken

succomber

bidden

bad - baden

gebeden

prier

bieden

bood - boden

geboden

offrir

bijten

beet - beten

gebeten

mordre

binden

bond - bonden

gebonden

lier

blazen

blies - bliezen

geblazen

souffler

blijken

bleek - bleken

is gebleken

apparaître, s'avérer

blijven

bleef - bleven

is gebleven

rester

blinken

blonk(en)

geblonken

briller

braden

braadde - braadden

gebraden

rôtir

breken

brak- braken

is/heeft gebroken

casser

brengen

bracht(en)

gebracht

apporter

brouwen

brouwde(n)

gebrouwen

brasser

buigen

boog - bogen

gebogen

courber

denken

dacht(en)

gedacht

penser

doen

deed - deden

gedaan

faire

dragen

droeg(en)

gedragen

porter

drijven

dreef - dreven

gedreven

flotter

dringen

drong(en)

is/heeft gedrongen

presser

drinken

dronk(en)

gedronken

boire

druipen

droop - dropen

is/heeft gedropen

ruisseler

duiken

dook - doken

is/heeft gedoken

plonger

dwingen

dwong(en)

gedwongen

forcer

eten

at - aten

gegeten

manger

fluiten

floot - floten

gefloten

siffler

gaan

ging(en)

is gegaan

aller

gelden

gold(en)

gegolden

valoir

genezen

genas - genazen

genezen

guérir

genieten

genoot - genoten

genoten

jouir

geven

gaf - gaven

gegeven

donner

gieten

goot - goten

gegoten

verser

glijden

gleed - gleden

gegleden

glisser

glimmen

glom - glommen

geglommen

luire

graven

groef - groeven

gegraven

creuser

grijpen

greep - grepen

gegrepen

saisir

hangen

hing(en)

gehangen

pendre

hebben

had - hadden

gehad

avoir

heffen

hief - hieven

geheven

soulever

helpen

hielp(en)

geholpen

aider

heten

heette(n)

geheten

s'appeler

houden

hield(en)

gehouden

tenir

houwen

hieuw(en)

gehouwen

tailler

jagen

joeg(en)

gejaagd

chasser

kiezen

koos - kozen

gekozen

choisir

kijken

keek - keken

gekeken

regarder

klimmen

klom - klommen

geklommen

grimper

klinken

klonk(en)

geklonken

résonner

knijpen

kneep - knepen

geknepen

pincer

komen

kwam - kwamen

is gekomen

venir

kopen

kocht(en)

gekocht

acheter

krijgen

kreeg - kregen

gekregen

recevoir

krimpen

kromp(en)

is gekrompen

rétrécir

kruipen

kroop - kropen

is gekropen

ramper

kunnen

kon - konden

gekund

pouvoir

lachen

lachte(n)

gelachen

rire

laden

laadde(n)

geladen

charger

laten

liet(en)

gelaten

laisser

lezen

las - lazen

gelezen

lire

liegen

loog - logen

gelogen

mentir

liggen

lag - lagen

gelegen

être couché

lijden

leed - leden

geleden

souffrir

lijken

leek - leken

geleken

paraître

lopen

liep(en)

gelopen

marcher

malen

maalde(n)

gemalen

moudre

melken

molk(en)

gemolken

traire

meten

mat - maten

gemeten

mesurer

mijden

meed - meden

gemeden

éviter

moeten

moest(en)

gemoeten

devoir

mogen

mocht(en)

gemogen

pouvoir (permission)

nemen

nam - namen

genomen

prendre

ontmoeten

ontmoette(n)

ontmoet

rencontrer

prijzen

prees - prezen

geprezen

louer, vanter

raden

raadde(n)

geraden

deviner

rijden

reed - reden

gereden

rouler, aller (véhicule)

rijzen

rees - rezen

is gerezen

s'élever

roepen

riep(en)

geroepen

appeler

ruiken

rook - roken

geroken

sentir

scheiden

scheidde(n)

heeft/is gescheiden

séparer

schelden

schold(en)

gescholden

insulter

schenden

schond(en)

geschonden

abîmer

schenken

schonk(en)

geschonken

offrir

scheppen

schiep(en)

geschapen

créer

scheren

schoor - schoren

geschoren

raser

schieten

schoot - schoten

geschoten

tirer (arme)

schijnen

scheen - schenen

geschenen

sembler

schrijden

schreed - schreden

is/heeft geschreden

marcher

schrijven

schreef - schreven

geschreven

écrire

schrikken

schrok - schrokken

is geschrokken

prendre peur

schuiven

schoof - schoven

geschoven

glisser

slaan

sloeg(en)

geslagen

frapper

slapen

sliep(en)

geslapen

dormir

slijten

sleet - sleten

gesleten

s'user

sluipen

sloop - slopen

is geslopen

se glisser

sluiten

sloot - sloten

gesloten

fermer

smelten

smolt(en)

is/heeft gesmolten

fondre

smijten

smeet - smeten

gesmeten

jeter, lancer avec force

snuiten

snoot - snoten

gesnoten

moucher

snijden

sneed - sneden

gesneden

couper

snuiven

snoof - snoven

gesnoven

renifler

spannen

spande(n)

gespannen

tendre

spijten

het speet me

het heeft me gespeten

causer du regret

spinnen

spon - sponnen

gesponnen

filer

splijten

spleet - spleten

is/heeft gespleten

fendre

spreken

sprak - spraken

gesproken

parler

springen

sprong(en)

gesprongen

sauter

spugen

spoog - spogen

gespogen

cracher

spuiten

spoot - spoten

gespoten

jaillir (=jet)

staan

stond

gestaan

être debout

steken

stak, staken

gestoken

piquer, fourrer

stelen

stal, stalen

gestolen

voler (=dérober)

sterven

stierf - stierven

is gestorven

mourir

stijgen

steeg - stegen

is gestegen

augmenter

stijven

steef - steven

gesteven

amidonner

stinken

stonk(en)

gestonken

puer

strijden

streed - streden

gestreden

lutter, combattre

strijken

streek - streken

gestreken

repasser

treden

trad -traden

getreden

marcher

treffen

trof - troffen

getroffen

toucher, atteindre

trekken

trok - trokken

getrokken

tirer

uit|pluizen

ploos...uit - plozen...uit

uitgeplozen

éplucher

uit|scheiden

scheidde...uit - scheidden...uit

is uitgescheiden

cesser

vallen

viel - vielen

is gevallen

tomber

vangen

ving(en)

gevangen

attraper

varen

voer(en)

gevaren

naviguer

vechten

vocht(en)

gevochten

se battre

verbieden

verbood - verboden

verboden

interdire

verdrieten

verdroot - verdroten

verdroten

attrister

verdwijnen

verdween - verdwenen

is verdwenen

disparaître

vergelijken

vergeleek - vergeleken

vergeleken

comparer

vergeten

vergat - vergaten

is/heeft vergeten

oublier

verkopen

verkocht(en)

verkocht

vendre

verlaten

verliet(en)

verlaten

quitter

verliezen

verloor - verloren

verloren

perdre

vermogen

vermocht(en)

vermocht

pouvoir

verslinden

verslond(en)

verslonden

dévorer

verstaan

verstond(en)

verstaan

comprendre

vertrekken

vertrok - vertrokken

is vertrokken

partir

verzinnen

verzon - verzonnen

verzonnen

imaginer

verzwinden

verzwond(en)

is verzwonden

disparaître

vinden

vond(en)

gevonden

trouver

vlechten

vlocht(en)

gevlochten

tresser

vliegen

vloog - vlogen

gevlogen

voler (=dans l'air)

vouwen

vouwde(n)

gevouwen

plier

vragen

vroeg(en)

gevraagd

demander

vriezen

vroor - vroren

gevroren

geler

wassen

waste(n)

gewassen

laver

wegen

woog - wogen

gewogen

peser

werpen

wierp(en)

geworpen

jeter

weten

wist(en)

geweten

savoir

weven

weefde(n)

geweven

tisser

wijken

week - weken

is geweken

reculer, céder

wijten

weet - weten

geweten

attribuer

wijzen

wees - wezen

gewezen

montrer

willen

wou/wilde - wouden/wilden (wouden n'est plus employé)

gewild

vouloir

winden

wond(en)

gewonden

enrouler

winnen

won - wonnen

gewonnen

gagner

worden

werd(en)

is geworden

devenir

wreken

wreekte(n)

gewroken

venger

wrijven

wreef - wreven

gewreven

frotter

wringen

wrong(en)

gewrongen

tordre

zeggen

zei - zeiden

gezegd

dire

zenden

zond(en)

gezonden

envoyer

zien

zag - zagen

gezien

voir

zijn

was - waren

is geweest

être

zingen

zong(en)

gezongen

chanter

zinken

zonk(en)

gezonken

couler (= sombrer)

zitten

zat - zaten

gezeten

être assis

zoeken

zocht(en)

gezocht

chercher

zuigen

zoog - zogen

gezogen

sucer

zuipen

zoop - zopen

gezopen

se soûler

zullen

zou - zouden

 

'= auxiliaire

zwelgen

zwolg(en)

gezwolgen

ingurgiter

zwellen

zwol - zwollen

is/heeft gezwollen

enfler

zwemmen

zwom - zwommen

is/heeft gezwommen

nager

zweren

zwoer(en)

gezworen

jurer (serment)

zwerven

zwierf - zwierven

is/heeft gezworven

errer

zwijgen

zweeg - zwegen

gezwegen

se taire

Exercice : pour chacun des verbes, donnez la première personne de l'imparfait au pluriel (we....)





Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Temps primitifs - cours" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.


1. siffler

2. prendre

3. crier

4. puer

5. écrire

6. rouler

7. combattre

8. mordre

9. manger

10. décider

11. penser

12. oublier

13. savoir

14. regarder

15. se taire

16. être

17. avoir

18. montrer

19. mentir

20. fermer










Fin de l'exercice de néerlandais "Temps primitifs - cours"
Un cours ou un exercice gratuit de néerlandais pour apprendre gratuitement le néerlandais
Tous les exercices | Plus de cours et d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Participes | Passé

Partager : Facebook / Twitter / ... 


> INDISPENSABLES : TESTEZ VOTRE NIVEAU | GUIDE DE TRAVAIL | NOS MEILLEURES FICHES | Fiches les plus populaires | Aide/Contact

> COURS ET TESTS : Abréviations | Accords | Adjectifs | Adverbes | Alphabet | Animaux | Argent | Argot | Articles | Audio | Auxiliaires | Chanson | Communication | Comparatifs/Superlatifs | Composés | Conditionnel | Confusions | Conjonctions | Connecteurs | Contes | Contraires | Corps | Couleurs | Courrier | Cours | Dates | Dialogues | Dictées | Décrire | Démonstratifs | Ecole | Etre | Exclamations | Famille | Faux amis | Films | Formation | Futur | Fêtes | Genre | Goûts | Grammaire | Grands débutants | Guide | Géographie | Heure | Homonymes | Impersonnel | Infinitif | Internet | Inversion | Jeux | Journaux | Lettre manquante | Littérature | Magasin | Maison | Majuscules | Maladies | Mots | Mouvement | Musique | Mélanges | Métiers | Météo | Nature | Nombres | Noms | Nourriture | Négations | Opinion | Ordres | Participes | Particules | Passif | Passé | Pays | Pluriel | Politesse | Ponctuation | Possession | Poèmes | Pronominaux | Pronoms | Prononciation | Proverbes | Prépositions | Présent | Présenter | Quantité | Question | Relatives | Sports | Style direct | Subjonctif | Subordonnées | Synonymes | Temps | Tests de niveau | Tous les tests | Traductions | Travail | Téléphone | Vidéo | Vie quotidienne | Villes | Voitures | Voyages | Vêtements


> NOS AUTRES SITES GRATUITS : Cours d'anglais | Cours mathématiques | Cours d'espagnol | Cours d'allemand | Cours de français | Outils utiles | Bac d'anglais | Learn French | Learn English | Créez des exercices

> INFORMATIONS : Copyright - En savoir plus, Aide, Contactez-nous [Conditions d'utilisation] [Conseils de sécurité] Reproductions et traductions interdites sur tout support (voir conditions) | Contenu des sites déposé chaque semaine chez un huissier de justice | Mentions légales / Vie privée | Cookies .
| Cours et exercices de néerlandais 100% gratuits, hors abonnement internet auprès d'un fournisseur d'accès.