Traduction des verbes et des phrases dans de différents temps

Donne la traduction correcte dans le temps indiqué. Temps employés sont: indicatif présent, impératif, imparfait, passé composé, futur simple, conditionnel présent, passé récent, futur proche. (verbes types et verbes irréguliers) 3ième année secondaire en français langue étrangère. 

Intermédiaire Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Traduction des verbes et des phrases dans de différents temps" créé par anonyme avec le générateur de tests - créez votre propre test !
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

Pour insérer facilement des caractères accentués :

1. Ik zal geloven.

2. Ik ben geweest.

3. Jean de La Fontaine is geboren op 8 juli 1621.

4. Zou u de vertaling kunnen geven?

5. Weet dat na studeren jouw succes zal komen.

6. Ga zitten, mijn leerlingen.

7. Kon jij al zwemmen toen je 2 jaar was?

8. Ik zou willen weten of het morgen zal regenen.

9. Je had veel geluk en je zal nog meer geluk hebben!


10. Ze is naar Knokke geweest.

11. Hij moet zijn taak gedaan hebben voor de middag.

12. Ze drinkt elke morgen 1 koffie.

13. PSG heeft 30 mei 2015 AJ Auxerre verslagen.

14. Er zaten 25 leerlingen in deze klas.

15. Het gaat over mijn vriend.

16. Je moet op tijd vertrekken.

17. Vandaag is het bewolkt, maar morgen zal het warm zijn.


18. Was je handen.

19. Wat is er gebeurd?

20. Het was in de jaren 80 dat ik 10 jaar was.