> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Contraires [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Contraires-antonymes - Contraires-antonymes - Contraires-antonymes - Contraires-Antonymes - Contraires-antonymes - Contraires-antonymes - Contraires-antonymes - Contraires-antonymes
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Contraires - antonymes

Complétez la phrase avec l'adjectif contraire à celui contenu dans la première partie.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Contraires - antonymes" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Mijn broer is jong maar mijn grootmoeder is

2. Rita is groot; haar zusje is

3. In de zomer is het warm; in de winter is het

4. De deur is open; het raam is

5. Cindy is de eerste van haar klas; Sonia is de

6. Mijn tante is droevig en mijn oom is

7. Ik ben in slaap gevallen; opeens word ik

8. Zijn jeans is mooi maar zijn hemd is

9. Vandaag is het nat weer; morgen zullen we weer hebben.

10. Hij heeft veel geld maar vrienden.